Algemeen
Op donderdag 28 januari besloot de Europese Commissie om de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun – die op 19 maart 2020 werd aangenomen in de context van de COVID-19 crisis – te verlengen tot 31 december 2021. De tijdelijke kaderregeling zou aflopen op 30 juni 2021, met uitzondering van de herkapitalisatiemaatregelen, die tot 30 september 2021 konden worden toegekend. Daarnaast verruimt de Commissie het toepassingsgebied van de tijdelijke kaderregeling door een verhoging van de steunplafonds en een omzetting van terugbetaalbare instrumenten in rechtstreekse subsidies toe te staan tot het einde van volgend jaar.
Verhoging steunplafonds
Voor beperkte steunbedragen die op grond van de tijdelijke kaderregeling worden toegekend, geldt een verdubbeling van de vroegere plafonds. De nieuwe plafonds kunnen net als voorheen gecumuleerd worden met de-minimissteun over een periode van drie boekjaren, op voorwaarde dat wordt voldaan aan de eisen van de relevante de-minimis.
De ondernemingen die zwaar getroffen zijn door de coronacrisis, en een omzetverlies hebben van ten minste 30 % in de subsidiabele periode in vergelijking met dezelfde periode van 2019, kunnen genieten van een bijdrage door de staat aan de vaste kosten die niet door hun inkomsten worden gedekt.
Omzetting van terugbetaalbare instrumenten in rechtstreekse subsidies
De Commissie voorziet ook in de mogelijkheid voor de lidstaten om tot 31 december 2022 terugbetaalbare instrumenten (bv. garanties, leningen, terugbetaalbare voorschotten) om te zetten in andere vormen van steun zoals rechtstreekse subsidies, indien aan de voorwaarden van de tijdelijke kaderregeling is voldaan. In principe mag deze omzetting de nieuwe maxima voor beperkte steunbedragen niet overschrijden. Dit zet de lidstaten ertoe aan om in de eerste plaats te kiezen voor terugvorderbare instrumenten als vorm van steun.